Mail ons:
Preek gehouden op 14 september
Harry Zijlstra
Daniël 2:19-23, 27-35
Toen werd aan Daniël in een nachtvisioen de verborgenheid geopenbaard. Daarop loofde Daniël de God van de hemel.
Daniël nam het woord en zei: De Naam van God zij geloofd van eeuwigheid tot in eeuwigheid, want van Hem is de wijsheid en de kracht. Hij verandert de tijden en tijdstippen, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij geeft de wijsheid aan wijzen, de kennis aan wie verstand hebben. Hij openbaart diepe en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, want het licht woont bij Hem. U, God van mijn vaderen, dank en prijs ik, omdat U mij wijsheid en kracht hebt gegeven, en mij nu hebt laten weten wat wij van U hebben verzocht, want U hebt ons de zaak van de koning laten weten.
Daniël antwoordde in de tegenwoordigheid van de koning en zei: De verborgenheid die de koning vraagt, kunnen wijzen, bezweerders, magiërs en toekomstvoorspellers de koning niet te kennen geven. Maar er is een God in de hemel Die verborgenheden openbaart. Hij heeft koning Nebukadnezar laten weten wat er in later tijd gebeuren zal. Uw droom en de visioenen die u voor ogen kwamen de visioenen die u voor ogen kwamen op uw bed, zijn deze:
Terwijl u, o koning, op uw bed lag, kwamen er gedachten in u op over wat hierna gebeuren zal. En Hij Die de verborgenheden openbaart, heeft u laten weten wat er gebeuren zal.
Mij nu, aan mij is deze verborgenheid geopenbaard, niet door een wijsheid die in mij is boven alle levenden, maar daarom dat men de koning de uitleg ervan zou laten weten en dat u de gedachten van uw hart zou weten. U, o koning, keek toe, en zie: een groot beeld. Dit beeld was hoog, de glans ervan uitzonderlijk. Het stond voor u. De aanblik ervan was schrikwekkend. Het hoofd van dit beeld was van goed goud, zijn borst en zijn armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen van brons, zijn benen van ijzer, zijn voeten gedeeltelijk van ijzer, gedeeltelijk van leem. Hier keek u naar, totdat er, niet door mensenhanden, een steen werd afgehouwen. Die trof dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en verbrijzelde die. Toen werden het ijzer, het leem, het brons, het zilver en het goud tegelijk verbrijzeld. Ze werden als kaf op een zomerdorsvloer. De wind voerde ze weg, zodat er geen spoor van teruggevonden werd. Maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde.